In zijn werk maakt hij gebruik van materialen die door toedoen van vuur geformeerd of gedeformeerd zijn. Materialen zoals baksteen, gebrand hout, smeedijzer en brons hebben hun vorm mede verkregen door vuur. Zijn beelden bezitten een gelaagdheid. Door stapeling van bakstenen ontstaan architectonische vormen (schoorstenen, bruggen, bogen, zuilen), waarin hij takken en bladeren slijpt. Hierdoor ontstaan organische vormen die symbool staan voor beweging en transformatie. Natuur wordt architectuur, architectuur wordt natuur.