De eerste krabbels van een peuter zijn nauwelijks te onderscheiden van die van een chimpansee. Vanaf de cirkel gaat het kind echter zijn eigen weg. Met een paar streepjes en stippen erbij ontstaat op meestal driejarige leeftijd de koppoter: de eerste mensfiguur. Een klein groot wonder is geschied!
We zijn ons er nauwelijks van bewust maar koppoters komen overal voor: in reclames verleiden ze ons, in strips en cartoons moeten wij erom lachen, en in games worden het monsters. Vanaf de Middeleeuwen tot nu toe laten kunstenaars zich inspireren door koppoters maar de geschiedenis gaat veel verder terug. De enige koppoters die écht bestaan in de natuur zijn… cephalopoda (koppotigen) oftewel inktvissen.
Kunstenaar, auteur en voormalig huisarts Ignace Schretlen raakte meer dan drie decennia geleden in de ban van koppoters, toen hij bij kinderen en mensapen onderzoek deed naar de bron van creativiteit. Zijn belangstelling voor koppoters leidde tot een grote collectie, die nu voor de eerste keer in het Odapark wordt geëxposeerd.
In de tentoonstelling wordt het ontstaan van koppoters bij kinderen getoond. De vele gezichten van koppoters komen tot uiting in kunst (o.a. Joan Miró, Horst Antes, James Rizzi, Klaus van de Locht, Yvon Taillandier en Oswald Tschirtner), designers (o.a. Poul Pava en Alessi), strips/cartoons en talrijke andere uitingen op cultureel en literair gebied.
- Het zaalboekje van de tentoonstelling vind je hier.
- Luister hier naar de uitzending van NPO Radio 1 over de tentoonstelling
- NRC interviewde Ignace Schretlen in aanloop naar de tentoonstelling, lees het artikel hier